Cartoon van Ardan Tozan Timmer
Ardan Tozan Timmer is beeldend kunstenaar (zie www.ardantimmer.nl) en zenleraar. Hij tekent cartoons, werkt als kok op de Noorder Poort en is beeldredacteur van ZenLeven.
Ardan Tozan Timmer is beeldend kunstenaar (zie www.ardantimmer.nl) en zenleraar. Hij tekent cartoons, werkt als kok op de Noorder Poort en is beeldredacteur van ZenLeven.
Goedemorgen. Gaat het goed met jullie? Vandaag wil ik met jullie kijken naar hoe we in het boeddhisme om kunnen gaan met emoties.
De emotie waarover ik van jullie het meest hoor is boosheid, kwaad zijn. Wanneer je boos bent, dan blijf je meestal hangen in het onderwerp van die boosheid, bij de zogenaamde veroorzaker ervan. Door daar steeds weer naartoe te gaan, maak je het onderwerp groter, en natuurlijk word je daardoor steeds bozer. Nog belangrijker is, dat je dan vaak vanuit die boosheid gaat handelen. Er zijn dus twee fases, twee aspecten: aan de ene kant is er de boosheid in jou, en aan de andere kant is er het boos handelen. Het is belangrijk die twee uit elkaar te halen. Als je kijkt naar de leer van oorzaak en gevolg, van karma, dan is met name dat laatste heel belangrijk: niet te handelen vanuit boosheid, niet te handelen met de intentie om kwaad te doen.
Een manier om met boosheid om te gaan begint ermee dat je zegt: er is boosheid in mij in plaats van ik ben boos. Dat klinkt heel simpel maar het maakt een groot verschil. Als je zegt er is boosheid in mij, dan zie je meteen dat er nog veel andere dingen in jou zijn. Als je daarentegen zegt ik ben boos, lijkt het alsof er niets anders is dan dat.
Om te voorkomen dat je gaat handelen vanuit boosheid, wil je grip krijgen op die emotie. Die boosheid is er op twee manieren. Hij is er als idee, als mentale formatie, ik ben boos op iemand, en de boosheid is er als fysieke gebeurtenis. Als je wilt omgaan met de boosheid – en hetzelfde geldt ook voor alle andere emoties – dan moet je niet naar dat idee toe gaan, want de kans is heel erg groot dat je dan toch weer belandt bij de zogenaamde veroorzaker van je boosheid, waardoor die boosheid weer wordt geactiveerd. Op het moment dat je die vervelende collega voor je ziet, je hem of haar inbeeldt, begint de boosheid weer. Het is veel veiliger om naar dat andere aspect van de boosheid te gaan. Je gaat naar het lichaam, naar de boosheid in je lichaam. In het boeddhisme noemen we dat de sensatie. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen: hoe is die boosheid zichtbaar in mijn lichaam? Is het een warmte, heeft het een temperatuur, heeft het een kleur, is het een beweging, waar voel ik het eigenlijk, wat ìs het eigenlijk dat ik boosheid noem? Het gaat er dus niet om dat die boosheid weg moet. Eigenlijk zelfs het tegenovergestelde: je gaat er helemaal naar toe, maar op het niveau van de sensaties. Je omarmt om zo te zeggen je boosheid. Je gaat die helemaal leren kennen. En als je dat doet, dan is er geen koppeling meer met de zogenaamde veroorzaker van je boosheid en wordt die dus ook niet meer gereactiveerd.
Nou kennen we allemaal boosheid en we weten dat er op de top daarvan een enorme kracht en energie in ons is. Dus het kan zijn dat wat ik nu zeg gewoon helemaal niet lukt. Je zit nog te veel bij de zogenaamde oorzaak, bij die vreselijk vervelende collega.
Een andere manier om dan met die boosheid om te gaan is om jezelf, zoals we zeggen, eerst terug te brengen naar nul. Breng jezelf eerst naar een veilige plek. Een veilige plek die je altijd bij je hebt, is de adem. Maar ook de natuur bijvoorbeeld. Kijk eens naar dat grassprietje daar, zoals dat beweegt in de wind. Ga eens eventjes echt helemaal, al is het maar een seconde, naar die zonnestralen kijken of naar de donkere wolken. Mijn meester noemde dat: just change your mind. Als ik wel eens bij haar kwam met allemaal klachten, boosheid, jaloezie: just change your mind. En we weten allemaal precies wat er bedoeld wordt. Maar je moet het ook wel willen, natuurlijk. Soms was ik zo ongelooflijk jaloers of kwaad, dat ik daar echt geen afstand van wilde doen voordat er iets aan gedaan werd, voordat erkend werd dat ik terecht boos was. Dat wil je soms eerst bevestigd krijgen: het is terecht dat ik boos ben. Zolang je nog in die behoefte zit, ga je natuurlijk niet met deze suggesties aan de gang. Maar goed, we zijn allemaal op de weg van de Boeddha, en op een gegeven moment realiseer je je wat het gevolg is van denken en handelen uit boosheid. En realiseer je je dat je dat toch eigenlijk niet wilt. Dat moet je steeds maar weer in jezelf oproepen: ik wil geen pijn veroorzaken.
Dus je gaat naar een veilige plek en dan vervolgens ga je voelen, ga je verkennen wat die boosheid in jou is. Het gegeven is, er ís boosheid. Of: er ís ongeduld. Er ís jaloezie. Maar ik wil niet van daaruit leven.
Ik hoor heel vaak de teleurstelling van mensen: ik word nog steeds boos. Ja, maar jij doet dat niet alleen. Daar zít niet ineens een ik achter. We zijn een samengesteld gebeuren, steeds maar weer, waar een enorme conditionering in zit. Dus als je een rode vlag tegenkomt, is de conditionering: wám, boosheid. Er ís boosheid in mij. Ja. Dat kan ik niet ontkennen. Maar: ik ga er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ik in ieder geval niet ga handelen, dat ik mijn boosheid niet ga doorgeven.
We zeggen weleens dat bevrijding betekent dat we de concepten die er zijn volledig tot zwijgen brengen. Een concept is een idee, is een denkbeeld. Kenmerk van een concept is, dat we niet zeker weten of het allemaal klopt, of het waar is. Bevrijding betekent dan dat we alles tot zwijgen brengen waarvan we niet zeker weten of het klopt. Als je kijkt naar de emotie boosheid, dan is er warmte, energie, soms lopen we helemaal rood aan. Dat is er allemaal echt. Dat zijn geen concepten. De temperatuur, die warmte, kun je meten. Je kunt zien dat een gezicht rood aanloopt. Dat ga je dus helemaal waarnemen, daar ga je je van bewust worden. Maar als je je vasthoudt aan het concept, aan het idee van die boosheid, dan kom je in de problemen. Die collega, dat is zo’n ongelofelijke uitslover. Dat is een idee, een concept. Als je daaraan vasthoudt, dan houd je je vast aan iets waarvan je niet echt weet of het klopt. Hoe ziet een uitslover eruit, hoe zou je die moeten herkennen? Maar ondertussen ga je daar wel met volle energie tegen tekeer. En degene die daar het meest onder lijdt, dat ben je uiteindelijk zelf. En waarom lijd je? Omdat je je helemaal vastzet in dat idee. Je kent het wel: als je in zo’n bui bent, dan kan iemand zeggen, kijk eens wat een mooie bloem, maar je kwaadheid zegt sodemieter op met die bloem. Je kunt niets meer zien. Als je huisdieren hebt kunnen die maar beter uit de buurt blijven, want dat zijn opeens ook rotbeesten. Allemaal door iets waarvan je niet zeker weet of het klopt.
Dus bevrijding betekent dat we dat niet doen, dat we onszelf niet op die manier vastzetten. Als een situatie verkeerd is, dan is het sowieso beter dat je ingrijpt niet vanuit boosheid, maar vanuit wijsheid en compassie. Daar gaat het om. Ik zeg niet dat alles wat er gebeurt goed is, dat je niets meer hoeft te doen, dat je alleen moet zorgen dat je niet boos bent, natuurlijk niet! Er gebeuren dingen in de wereld waarbij we moeten ingrijpen. Maar hóe grijp je in? Wat bied je aan in die situatie? Je boosheid, of je wijsheid en je mededogen? Zet jezelf niet vast.
Er stond afgelopen vrijdag een mooie uitspraak van Alan Watts op de zen-kalender. Know yourself as nothing, feel yourself as everything. Ken jezelf als niets, voel jezelf als alles. Ken jezelf als niets betekent: ken jezelf niet als een ding, als iets dat onveranderlijk is. En: voel jezelf als alles. Ik zou zeggen: realiseer je dat je alles kunt zijn. De zingende vogel, de wind die waait, je buurman of buurvrouw die ademt, de geur van wierook – je kunt alles zijn. Ga mee in wat we noemen de activiteit van de dharma. Houd je niet vast aan iets waarvan je niet zeker weet of het klopt. Houd je niet vast aan iets waarvan je denkt dat zou ik moeten doen. Houd je niet vast aan iets waarvan je denkt dat zou ik willen zijn. Op het moment dat je jezelf daarmee vastzet, kun je niet meer alles zijn. Dan mis je de vogel, en de wind, en de zonnestralen, je buurman, je kinderen, je partner… je kunt het allemaal niet meer zijn omdat je jezelf hebt vastgezet. Know yourself as nothing. Realize your self as everything. Ken jezelf als niets en verwerkelijk jezelf als alles. Maar we moeten dat wíllen. Misschien vraag je je af: maar wie ben ik dan nog? Nou, gewoon, zoals je nu hier zit, dat ben jij. Je hoeft niet een ander iemand te worden. Zoals je nu bent: alles daar. Dus ik kan met een gerust hart zeggen: een goede dag.
Hans Reddingius (geboren in 1930) raakte in de jaren zeventig van de vorige eeuw geboeid door de Japanse versvorm haiku. Hij is al veel jaren actief lid van de Haiku Kring Nederland, en was zeven jaar lang hoofdredacteur Nederland van het Nederlands-Vlaamse haikutijdschrift Vuursteen. Sinds 1998 beoefent hij Zen, onder meer in retraites op de Noorder Poort. Hij verzorgt voor ZenLeven een haikurubriek.
Wij mensen willen voor alles graag een verklaring. Doordat het ons dikwijls heel aardig lukt om ook inderdaad met een of andere verklaring te komen, lopen we het gevaar dat we ons gaan verbeelden dat we alles kunnen verklaren. Als het wat te ingewikkeld wordt, gaan we vervolgens volstaan met eenvoudige schijnverklaringen. Dus als je buurman na zijn zestigste verjaardag doodgaat aan longkanker, denk je dat dat komt doordat hij ooit gerookt heeft. Of doordat zijn opa en zijn vader ook kanker kregen, het zit dus in de familie.
Alleen al daarom is het goed om er af en toe aan herinnerd te worden dat lang niet alles in deze wonderlijke wereld te verklaren is. Dat kan op zeer eenvoudige wijze:
Een mandje vol gras
staat in de lentebergen,
maar er is niemand.
Shiki (1867-1902)/van Tooren[1]
Raadselachtig … het is lente, overal schiet het gras op, hier is een mandje vol afgemaaid gras, daar moet een mens mee te maken hebben, toch? Maar er is niemand! Hoe kan dat nou? Ongeveer een eeuw nadat Shiki dit schreef, ontstond de volgende haiku”:
in de vertrekhal
voor het informatiebord
een verloren schoen
Wim Lofvers[2]
Wie verliest er nou een schoen in een station zonder het te merken?
(Wie zei er overigens dat een haiku over ‘de natuur’ moest gaan? Maakt het wat uit of je het over een mandje gras hebt in de bergen, of over een schoen in een menselijk gebouw?)
Beleven wat er om me gebeurt zonder het zelfs maar te willen verklaren is voor mij eigenlijk nogal belangrijk om zin aan mijn bestaan te geven. Verklaringen hebben praktisch nut en ja, ze zijn bevredigend voor ons intellect en dat mag best. Maar verklaringen verlenen geen betekenis aan ons leven. Ze zijn, als het goed is, algemeen en abstract, en ik leef nu, concreet.
Zo’n koude winternacht!
Je hoort het zachte suizen
van vleugelslagen.
Seira (1739-1791)/van Tooren [1]
Deze haiku duidt natuurlijk op iets heel anders dan theorieën over weer en klimaat of de ecologie van vogeltrek.
volle maan
in de tuin beweegt
een molshoop
Ria Giskes[3]
Zacht regengeruis
een huis van fluistergeluid
over mijn stilte
Inge Lievaart[4]
Er blijkt een begrijpen te zijn dat anders is en misschien wezenlijker dan iets verklaard te hebben:
Toen de maan
in mijn gezicht scheen
begreep ik alles
Wim Lofvers[2]
Wat is dat voor een begrijpen? Een mysterie?
[1] Haiku. Een jonge maan. Japanse haiku van de vijftiende eeuw tot heden. Keuze, inleiding en vertaling door J. van Tooren. Meulenhofff, Amsterdam 1973
[2] SOMS weet ik het even. Een verzameling haiku. Marginale uitgeverij ‘t Hooge Woord, Bakhuizen 2006.
[3] Ria Giskes, schelpen rapen. haiku. Eigen uitgave, 2018.
[4] Inge Lievaart, Een spoor dat vervloeit. Gedichten. De Beuk, Amsterdam 1988
In deze rubriek wordt aan de hand van vijf vaste vragen iemand geportretteerd die mediteert op de Noorder Poort of in één van de landelijke groepen. Dit keer Martine des Tombe, 55 jaar, uit Diever. Ze is musicus en mediteert sinds 2011.
Wat bracht je ertoe om zen te gaan beoefenen?
Dat is een lang verhaal, maar om het kort te vertellen: ten tijde van een instorting heeft een leidinggevende op mijn (toenmalige) werk me aangeraden om een boek van Eckhart Tolle te lezen. Ik verwachtte er niks van en had zelfs forse weerstand tegen ‘dat zweverige gedoe’. Toen ik een video van Tolle zag bleek er niks zweverigs aan te zijn en ik werd gegrepen door de manier van kijken naar je gedachten en je reacties op wat je dagelijks zoal tegenkomt. Die bewustwording heeft me enorm veel gebracht. Twee jaar later kreeg ik behoefte aan meer en deed ik een cursus mindfulness. Daarna wilde ik doorgaan met mediteren en heb ik een plek gezocht niet al te ver van mijn huis. Ik kwam terecht op de Weesperzijde bij Maurits Hogo Dienske en daar ben ik gebleven. Ik heb dus niet erg bewust voor zen gekozen, maar ik ben het tegengekomen en gebleven.
Waar en bij wie mediteer je?
Ik heb dus vijf jaar bij Maurits Hogo Dienske in Amsterdam gezeten, en sinds ik vorig jaar naar Diever ben verhuisd zit ik iedere maandagavond op de Noorder Poort. De avonden worden beurtelings geleid door Myoko Sint en Tozan Timmer.
De afgelopen jaren heb ik regelmatig sesshins, weekenden of werkweken gevolgd op de Noorder Poort. Toen ik naar Diever verhuisde dacht ik dat ik lekker vaak naar sesshins zou kunnen gaan, maar gek genoeg ben ik nog niet één keer geweest… Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat ik geen oppas voor mijn oude hond heb, dus dat is een tijdelijk gegeven. Ik doe ook mee aan het Zenleven Thuistraject dat in maart gestart is bij de Noorder Poort.
Wie (of wat) beschouw je als je leraren?
Ja…wie of wat niet, zou ik bijna zeggen. Maar als ik denk aan menselijke leraren dan denk ik weer eerst aan Eckhart Tolle. Ik word nog steeds geraakt door de manier waarop hij over stilte praat, en door de humorvolle en voor mij herkenbare manier waarop hij ons geploeter kan beschrijven. Dan is er natuurlijk Maurits. Vijf jaar lang heb ik hem wekelijks horen praten, en ik mis zijn aanwezigheid en toespraken nog steeds. Gelukkig neemt de zengroep in Utrecht de toespraken van Maurits op en zet ze op hun website. Ik luister er graag naar. Op de Noorder Poort is het natuurlijk Jiun roshi, die ik door toeval nog maar weinig echt ontmoet heb als leraar, maar nu in het Zenleven Thuistraject wel regelmatig. En Tozan en Myoko natuurlijk.
Maar bovenal vind ik veel inspiratie in de natuur. Ik kijk naar een torretje en voel me verbonden. Het torretje doet wat het moet doen. Niet meer, niet minder. Tegenslag ondergaat het, maar het zal alles doen om weer verder te komen. Ongehinderd door gedachten over de gebeurtenis. Leerzaam.
Welk boeddhistisch begrip spreekt je het meest aan?
Dit vind ik een hele moeilijke vraag. Ik ben er niet op die manier mee bezig geloof ik. Mijn hoofd werkt nogal associatief, en begrippen en rijtjes zoals er nogal wat zijn in het boeddhisme blijven niet gemakkelijk haken. Er zijn wel elementen die me bezighouden, zoals het zelf, of beter de afwezigheid ervan. Angstaanjagend en heerlijk tegelijk. Iets anders dat me fascineert is het ik en de ander of het ik en het ander.
Ik vroeg ooit aan Koshin, die toen op de Noorder Poort woonde: Koshin, wat doe jij als er een mug bij je komt in de zendo. Koshin zei: ik wens hem een goede maaltijd.
Maurits vertelde een keer: als je soms vervelende gedachten hebt over willekeurige mensen die je tegenkomt op straat, kun je innerlijk zeggen: ik wens je het allerbeste. Probeer het maar eens!
Hoe ziet jouw zenleven eruit? Hoe werkt je zenbeoefening door in je dagelijks leven?
Ik probeer dagelijks vijfentwintig minuten te zitten. Dat lukt niet altijd, maar ik streef ernaar. Ik heb een hoekje in mijn slaapkamer dat sinds een paar maanden ingericht is als meditatieplek. Dat bevalt heel goed. Daarnaast ga ik naar de maandagavondcursus op de Noorder Poort en doe ik dit jaar ook de Basiscursus van het Zenleven Thuistraject. Dat bevalt heel goed, al vind ik dat ik er meer aan zou kunnen doen. Op dit moment ben ik veel bezig met mijn moestuin en lees daar ook veel over. Ik ben ervan overtuigd dat de moestuin ook kan bijdragen aan mijn zenleven.
De ontwikkeling die ooit met Eckhart Tolle is begonnen gaat gewoon door. Soms gebeurt er tijden niks en dan is er plotseling een inzicht, een nieuw gevoel of juist een afwezigheid van iets waar ik eerder last van had. Het contact met mijn moeder is bijvoorbeeld veel beter geworden. Dat vind ik heel waardevol.
Vanaf mijn elfde jaar heb ik pianoles gehad, op mijn achttiende ben ik begonnen trombone te spelen en de laatste twintig jaar zing ik af en toe in een koor. Ik maak dus muziek, en wel vooral door het reproduceren van bestaande westerse muziek. Dit is een enorm rijke bron. Een oneindige melange van muziekstijlen. Heel anders dan in de beeldende kunst, waar de kunstenaar éénmaal iets maakt en daarna slechts de kijker overblijft, is er bij muziek naast de schepper en de luisteraar ook nog de her-schepper, de musicus. Daar wil ik het over hebben.
De laatste jaren word ik mij er steeds meer van bewust dat de westerse muziekpraktijk heel erg vanuit het hoofd, vanuit het denken, gestuurd wordt. Hoe werkt dat? Als je als kind met muziekles begint dan is de éérste opgave de juiste noten te spelen. Bij instrumenten waarbij de klank zelf gemaakt moet worden, zoals bij zingen of bij de meeste snaar- en blaasinstrumenten, komen na de juiste noot ook de zuiverheid en de klank aan bod. Maar ook die klank kun je technisch benaderen, vanuit het hoofd: je moet dit of dat doen om een “betere” klank te krijgen. Die verstandelijke benadering zet zich later voort in de gevorderde lespraktijk en bij veel dirigenten van met name amateurkoren en -orkesten. De aanwijzingen gaan zelden over hoe je de muziek voelt/ervaart, maar zijn meestal technisch van aard: hier wat zachter, daar wat luider, hier een nootje korter, daar meer binden, om op die manier tot een ingestudeerd resultaat te komen, dat vaak best mooi klinkt, maar geen basis heeft in het gevoel van de musici.
Vanuit de zenoefening proberen we met een open blik naar de dingen te kijken, ze toe te laten tot een niveau waar niet direct een oordeel is. Soms zie en hoor ik mensen muziek maken op die manier, mensen die zich helemaal geven aan de muziek. Dat raakt me altijd meteen. Misschien is het niveau van de uitvoerende musici daarbij niet eens heel belangrijk, al ben ik daar niet zeker van.
Het dilemma is dat er een balans moet zijn tussen enerzijds de technische beheersing van het instrument en van een muziekstuk, en anderzijds de volkomen overgave aan de muziek, zonder tussenkomst van het denken.
Eén van de aspecten van het achtvoudige pad, juiste inspanning, zie ik hier als de sleutel, en dan met name wat Jiun roshi noemt: niets doen[1]. Faalangst speelt bij muziek maken een grote rol. We vinden het vaak heel belangrijk wat de ander van ons vindt. Daardoor raken we uit ons centrum en neemt het denken de leiding. Dit gebeurt zowel bij amateurs als bij professionals.
Ik ben benieuwd of er in de sangha mensen zijn die dit herkennen en of we eens zouden kunnen samenkomen om met dit thema iets te doen. Zelf zou ik graag willen leren om meer vanuit volkomen overgave muziek te maken.
Als je wilt reageren: wimfeldhaus@xs4all.nl of 0652652904.
[1] Dit betekent zoiets als handelen zoals de situatie vraagt, zonder daarbij met jezelf bezig te zijn (doe ik het wel goed, wat vinden anderen er van, enzovoort)